Afbeelding
Foto: Nick Oostendorp

Kijkjes van de Grolse Stadstoren

Algemeen Columns

Gaat onze Achterhoekse cultuur te gronde?, zo vraagt de Torenwachter

Beste Grollenaren, het is jullie misschien opgevallen dat er de laatste tijd verrassend veel belangstelling is voor oude(re) gebruiken in dit gebied. De Achterhoekse Schrieverskring schreeuwt de hernieuwde beleving van de daken en het afgelopen weekend waren bij Erve Kots de groots opgezette Noaberdagen. We hebben een topnotering voor de oude Grolse Wanten en we krijgen zowaar een bruiloftsfeest naar de snit van vele decennia terug. Hoe komt dat nu?

We hebben hier naar mijn bescheiden mening te maken met een Tweestromenland. We hebben onze eigen karakteristieken, maar die vertonen veelal een beeld van vroeger; dat wat is geweest en dus meestal niet erg eigentijds. Dat is mijn eerste aarzeling bij de opkomende juichkreten. Eerst maar eens over de streektaal. Ik zag zondag bijvoorbeeld dat je allerlei karakteristieke en mooie oude dialectwoorden met veel wijsheid daarin kon opschrijven. Mooi, maar dan krijg je allemaal van die woorden met een middeleeuws karakter en die hebben ontegenzeggelijk ook spankracht, diepgang en filosofische waarde. Maar als je een dialect levend wilt houden dan moet die taal ook gebruikt worden in het dagelijkse leven. Dan vernieuwt de taal zich omdat er steeds nieuwe dingen ontstaan waarvoor woorden moeten bestaan. Gebeurt dat niet dan wordt het toch een dode taal, een soort 'streeklatijn' zal ik maar zeggen. We hebben daarnaast bovendien ook nog de ellende dat onze streektaal feitelijk een spreektaal is en geen schrijftaal en we hebben dan daarbovenop ook nog eens het probleem dat er geen bindende afspraken zijn gemaakt over de schrijfwijze. Pogingen daartoe zijn meen ik enkele jaren geleden gestrand. Er zullen wel zeer geleerde professoren zijn geweest die het niet met elkaar eens konden worden. Het schrijven in de streektaal blijft daardoor een wat moeilijk begaanbaar pad, wat vervolgens het lezen in de streektaal ook niet vergemakkelijkt. En zoals bekend is die taal van plaats tot plaats verschillend.

Of we het met onze taal gaan redden? Ik ben er niet erg gerust op en ik hoorde onlangs van iemand die er verstand van heeft dat het aan de andere kant van de grens in Westfalen zelfs nog veel slechter gesteld is met het gebruik van de streektaal. Dat had ik niet gedacht, maar ik neem het op zijn gezag graag aan. Dat is dus de taal; daarnaast hebben we hier veel gebruiken die toch een wat archaïsche image hebben om het zo eens te zeggen. Folklore, iets dat even leuk is om naar te kijken, zoals klompendansen enzovoort. En hier komen we bij een ander punt. Het image dat we daarmee opbouwen is niet flitsend; het is leuk om eens even te gaan kijken maar dan weer snel terug naar het 'normale' leven. Maar kan het zo zijn - zo vraag ik me af - dat in een tijd waarin mondialisering hand over hand toeneemt er juist daardoor behoefte komt aan kleinschaligheid, aan overzichtelijkheid, aan het eenvoudige leven. Dat je door die veranderende houding vanuit een achterstandsituatie ineens in een voorsprongsituatie gaat verkeren. Zou het zo zijn dat we juist omdat we die oorspronkelijke situatie hier nog hebben ineens weer actueel zijn? Het voordeel van de achterstand noemen deskundigen dat geloof ik. We zouden vind ik best wel wat trotser mogen zijn op ons erfgoed, onze taal en onze gebruiken. Maar op het moment dat we denken dat onze kansen hun beste tijd hebben gehad, kunnen ze ineens weer tot leven worden gewekt. Het is een gedachte en een mogelijkheid die mij fascineert.

Ik geef toe, het is maar een gedachte van een eenvoudige

Torenwachter

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant