Afbeelding

Oerend Smart | Lessen uit het donker

Opinie

Leed, ongeluk, tegenslag. Je wenst het niemand toe. Toch moet ik keer op keer bekennen dat zij die de schaduwzijde van het leven in het gezicht keken, vaak zoveel sterker, bewuster en liefdevoller in het leven lijken te staan dan de rest. Alsof die bewustwording alleen verkregen kon worden door de ervaring met de afgrond. Schuilt er in lijden iets constructiefs?

In de geschiedenis zijn er verschillende zienswijzen ontwikkeld tegenover het menselijk leed. Sommigen geloven dat de mens lijdt als boetedoening voor zijn zonde. Rampspoed stemt tot nederigheid en helpt ons inzien dat we niet te veel moeten hechten aan dit aardse, vergankelijke bestaan, maar ons in plaats daarvan moeten richten op het ware, eeuwige, hemelse bestaan.

Anderen menen dat lijden niet zozeer een bedoeling heeft: het is zinloos, maar hoort nou eenmaal bij het leven. Je kunt er maar beter toe leren verhouden door erboven te staan. Het is het Stoïcijnse ideaal van ‘ataraxia’: het bereiken van een onverstoorbare staat die zich kenmerkt door vrijheid van zorgen, affectieloosheid en emotionele gelatenheid.

En dan is er ook nog de struisvogeltactiek: doen alsof leed simpelweg niet bestaat. Het ongemak zoveel mogelijk uit de weg proberen te gaan. Focussen op het positieve en aangename. Geluk is een keuze.

De drie bovenstaande levenshoudingen gaan uit van onthechten of ontkennen. Geen van drieën kent het lijden een positieve waarde toe voor het leven hier en nu. Daar dacht de Griekse tragediedichter Aeschylus anders over. In zijn tragedie Agamemnon lezen we dat de mens een ‘pathei-mathos’ wezen is: een wezen dat inzicht verwerft (mathos) door lijden (pathos).

Zoals velen hoop ik nog altijd dat we, ondanks (of dankzij?) het leed, iets leren van de coronacrisis. Maar ook nu proberen we het lijden zoveel mogelijk te vermijden. We kiezen de strategie van onthechting en ontkenning. Het wordt ons aangedaan (door Bill Gates of God, of beide), we worden apathisch, of ontkennen het geheel en al. Zelf zit ik meestal in het tweede of derde kamp.

Het doet me vaak denken aan De Pest van Albert Camus. Hierin beschrijft Camus de inwoners van de stad Oran, die net als wij door een bedreigende ziekte in een langdurige lockdown zitten: ‘En zo liepen ze halverwege al die pieken en dalen vast, zwalkten meer dan ze leefden, ten prooi aan doelloze dagen en onvruchtbare herinneringen, als rondwarende schimmen die alleen nieuwe krachten zouden kunnen opdoen als ze bereid waren om te wortelen in de aarde van hun verdriet.’

Wat als we de crisis persoonlijk zouden toelaten? Gevoelens van nutteloosheid, eenzaamheid en angst eens een keer niet proberen te ontvluchten in allerlei bezigheden, maar bereid zouden zijn ze te ondergaan? Zou het duister ons iets te zeggen kunnen hebben? Misschien vraagt elk waarachtig, nieuw inzicht de bereidheid om naast vreugde ook leed te verwelkomen.

Sylvia Heijnen is oprichter van de Koppelkerk - vrijplaats voor kunst en cultuur in Bredevoort

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant