Winkelleegstand: obsessie?

Wordt de alsmaar toenemende winkelleegstand langzamerhand een obsessie? Deze vraag houdt mij bezig en onderging een extra versterking toen ik onlangs de resultaten onder ogen kreeg van een onderzoek naar de winkelleegstand in de acht Achterhoekse gemeenten.

In de acht gemeenten staat op dit moment reeds 90.000 vierkante meter winkeloppervlakte leeg. En of dat niet genoeg is, wordt voorspeld dat er tot 2020 nog circa 20 duizend vierkante meter bijkomt. In concrete cijfers uitgedrukt komt het neer op 300 leegstaande winkels, een aantal dat in de komende jaren oploopt naar circa 400. Naast de in mijn beleving te pas en te onpas van toepassing verklaarde aanduiding krimpregio, wordt de Gelderse Achterhoek nu ook neergezet als een onstabiele, zorgwekkende detailhandelvlek in het Oosten van Nederland. Leegstand beïnvloedt daarbij in onze prachtige leef-, woon- en werkomgeving ook nog eens vastgoedwaren, economische vitaliteit en de voor iedereen zo belangrijke leefbaarheid in negatieve zin. De aanpak van de leegstand is dan ook één van de belangrijkste taken van eigenaren, ondernemers en niet te vergeten de overheid. Natuurlijk is winkelleegstand niet alleen in de Achterhoek, maar in geheel Nederland een doorgroeiend probleem. Maar tegelijkertijd moeten wij als Achterhoekers onze ogen niet sluiten voor de keiharde realiteit. Want daar waar de kantorenleegstand (in ons Nederland het dubbele van de winkelleegstand) meer voorkomt in de Randstad, is het probleem van de winkelleegstand meer een probleem van de perifere regio's en daar is de Achterhoek er één van. Zo is het geen geheim dat burgers uit ons eigen Oost Gelre voor een dagje winkelen graag in de auto stappen om plaatsen als Doetinchem, Enschede, Arnhem en dichter bij huis Winterswijk te bezoeken. De periferie oftewel de plaatsen rondom deze centrale winkelsteden hadden het mede daardoor al moeilijk, maar krijgen het zeker als gevolg van het de laatste jaren explosief groeiende internetbezoek alleen nog maar moeilijker. Het onderzoek, waarover ik het in de aanhef van deze column heb, bevat een aantal duidelijke conclusies. Eén van die conclusies is dat bepaalde plaatsen in de Achterhoek op winkelgebied alleen nog kunnen overleven wanneer men toewerkt naar kleine, compacte en sfeervolle winkelcentra. Een andere conclusie dat de Achterhoek op de lange termijn nog maar twee grote winkelcentra (Winterswijk en Doetinchem) kent en de rest er maar zijdelings bij hangt, wilde ik hier eigenlijk niet vermelden. Dat ik het toch doe, heeft maar één reden en dat is het gegeven dat de winkelcentra van Lichtenvoorde en Groenlo, mede met het oog op alle toekomstvoorspellingen, nog beter moeten gaan samenwerken om elkaar nog meer te versterken. Dat Grollenaren en Lichtenvoordenaren voor een dagje uit naar Arnhem of Enschede gaan, het zij zo. Maar het mag toch niet zo worden dat in Lichtenvoorde en Groenlo in de toekomst alles op de kont ligt en men haast gedwongen wordt om voor bepaalde boodschappen naar Doetinchem of Winterswijk te gaan!
In Groenlo zijn, met name vanwege de uitvoering van het Programma Stad Groenlo en zodoende de verdere invulling van het Vestingstadbeleid, prachtige ontwikkelingen gaande. Natuurlijk leent Groenlo zich door de aanwezigheid van de stadsgracht en de forse investeringen van ondernemers en de daardoor alsmaar groeiende toeristische en recreatieve aantrekkingskracht steeds beter voor een klein, knus en compact winkel- en horecacentrum. In Lichtenvoorde ligt dat anders, maar ook daar is volgens mij nog geen man overboord wanneer voor een snelle en adequate aanpak wordt gekozen. Ook hier moet men richting een veel compacter winkelcentrum. De komst van de Nieuwmarkt werd enkele jaren geleden terecht met groots feestelijk vertoon verwelkomd. Maar tegelijkertijd heeft er, onder andere kijkende naar de locaties Varkensmarkt, Dijkstraat en omgeving, een afscheiding c.q. versnippering plaatsgevonden. Dus ook hier is het de hoogste tijd voor het leggen van verbanden!

DE LIBERO

Reacties of tips: delibero@contact.nl