Bennie ten Bokkel.
Bennie ten Bokkel.

'Op een gegeven moment hoorden we de kogels langs onze oren fluiten'

Nog niet vertelde oorlogsverhalen uit eigen streek

Door Henri Walterbos

LICHTENVOORDE - De Tweede Wereldoorlog kennen we uit films, boeken, documentaires. De oorlogsverhalen uit eigen regio zijn vaak enkel aan de eigen keukentafel verteld en daar gebleven. Een ieder die de oorlog meemaakte heeft zo zijn/haar eigen verhaal. Soms klein, soms groot, maar altijd weer indrukwekkend, omdat het verhalen van mensen zijn die we kennen.

'Zomaar drie mensen'
In de aanloop naar 4 en 5 mei drie van de vele niet eerder vertelde verhalen, van 'zomaar' drie mensen uit de Antoniushove in Lichtenvoorde. "A'j oorlogsverhalen wilt hebben, mo'j vlot wèhn. D'r bunt d'r neet zovölle meer wee 't met emaakt hebt," zegt Bennie ten Bokkel (81) bij het handenschudden direct al. Ten Bokkel is geboren en getogen aan de Scheiddijk in Ruurlo, 'an de Söwwentse kante'. "Ik woonde precies op de scheiding van de katholieken en de protestanten." Vanaf 2005 woont ten Bokkel in Zieuwent. Lien Venderbosch-Könning (88), geboren in Babberich, kwam in 1955 naar Zieuwent waar ze trouwde met Jan Venderbosch, later raadslid en wethouder van de toenmalige gemeente Lichtenvoorde. Hemmie Jurjus (85) kwam ter wereld in Lobith en verhuisde een jaar later naar Arnhem, alwaar hij 30 jaar woonachtig was. De liefde dreef hem in 1956 naar de Achterhoek. Agnes Hogenkamp uit Harreveld kreeg hem zover. "Haar vader was wethouder van Lichtenvoorde", aldus Jurjus. "Ach, dat heeft hij dan samen gedaan met mijn man", weet Lien. "Ach ja, wethouder Venderbosch! De wereld is klein," lacht Jurjus

Bennie ten Bokkel
"Zo rond 28, 29 maart 1945 gingen de Engelsen bij Aalten de grens over en kwamen ze zo geleidelijk deze kant op. Op 31 maart vernamen we dat de Engelsen hier op aan kwamen. Op zaterdag 1 april om 11.00 uur zagen we ze. Kleine tankjes met witte vlaggen er op. Via de Batsdijk ging het richting Zieuwent. Via de Baakse brug waren ze hier op aan gekomen. De Duitsers waren net te laat met het eruit gooien van die brug. De Duitse motorrijder die dat doen moest is 400 meter ervoor doodgeschoten en in de sloot terechtgekomen. Dezelfde dag zagen we Duitsers zo hard ze rennen konden op de vlucht slaan, de kant van Aalten op. Ze sprongen zo over een meter hoog 'puntdraad' heen. Daaraan zagen we ook dat we bevrijd waren." Ten Bokkel wist van zijn broer al dat de bevrijding aanstaande was. "Hij was actief 'in de beweging', het verzet, en had het al verteld. Bij Huize Ruurlo is toen 's nachts nog wel een gevecht geweest waarbij acht Engelsen door toedoen van de Duitsers zijn gesneuveld. Zij liggen in Ruurlo op het kerkhof begraven." Na de Engelsen kwamen de Canadezen. "Op 1 april waren het de Canadese bevrijders die met hun tanks Zweeds witte brood en dozen chocolade meebrachten. Daar gaven wij ze dan eieren voor terug, die ze dan bakten bij hun tanks op branders uit de eigen uitrusting." Na de bevrijding was het niet direct lang leve de lol. "Je moest wel oppassen want de Duitsers hadden overal nog mijnen liggen. Een paar dagen na 1 april is nog iemand zijn hand verloren door zo'n gevonden granaat."

Evacués
Aan eten en drinken ontbrak het nooit in het gezin, weet hij nog. "We hebben nog acht weken lang een gezin uit Rotterdam als evacués onderdak geboden. Die kwamen met fietsen zonder banden, op blote velgen, uit Rotterdam fietsen. Stond er de eerste dag een grote stapel pannenkoeken op tafel waar ze als wolven bovenop wilden vliegen, zo'n honger hadden ze. 'Ho, ho,' werd er gezegd. Kregen ze eerst een beetje melk met water en brood, want hun maag moest eerst weer wennen aan eten." Naar omstandigheden viel zijn oorlog mee, laat hij weten. "Je maakte wel van alles mee. Bij ons stond een zoeklicht in de wei. Daarmee zochten de Duitsers 's avonds naar Engelse bommenwerpers. Een zo'n Engels vliegtuig heeft nog twee keer over zo'n keet waar de Duitsers verbleven beschoten. Vier Duitse soldaten zijn daarbij gedood."

Hemmie Jurjus
"De periode 1940-1943 was niet eens zo slecht in Arnhem", weet Jurjus nog goed. "Het leven ging gewoon door. Op een gegeven moment werd het linker, kwamen er razzia's. Mijn vader heeft verschillende keren achter hopen hout gezeten. Die razzia's op Joden, die vonden we het ergst. Dat ging niet zachtzinnig. Zo tegen 1944 begon het echt. Op 'Dolle dinsdag', 21 september 1944, toen zijn die luchtlandingen en 'De slag om Arnhem' begonnen. Dat loog er niet om." Zijn ergste ervaring was het zelf beschoten worden door de Duitsers. Dat was 18 september 1944. Dat was dichtbij de Sachsen Weimar kazerne, een doelwit voor de Engelsen. Daar woonden we dichtbij. In de tweede week van september waren er luchtaanvallen op een zondag. We hebben toen 24 uur onder de trap naar boven gezeten. Het vloog je om de oren. Bij 'Hoogte 80', een bekend punt in Arnhem, zijn we toen beschoten. Dat was een groot bos. Daar gingen we wel eens heen en konden we alles mooi zien. Op een gegeven moment hadden de Duitsers dat in de gaten. In eerste instantie sommeerden ze ons met borden die ze omhoog staken dat je moest verdwijnen. Dat deden we natuurlijk niet als jongens van een jaar of 13. Toen die landingen op 17 september begonnen kon je dat daar allemaal precies volgen, ook waar de parachutisten allemaal terecht kwamen. Werden we door de Duitsers weer gewaarschuwd om te vertrekken. Schoten ze over ons heen. Op een gegeven moment hoorden we de kogels langs onze oren fluiten. Toen had ik echt angst." Na de bevrijding werd in het gezin Jurjus al snel nog een jongetje geboren. "Ik was al 14 jaar toen mijn broertje geboren werd. Ik zei tegen mijn moeder dat voor mij niet had gehoeven. Ik hoor mijn moeder nog zo tegen de buurvrouw zeggen: 'Dat komt eigenlijk van de vreugde van de bevrijding.' Maar we waren nog helemaal niet bevrijd", lacht Jurjus er nu om. Nadat het gezin gedwongen werd uit Arnhem te evacueren kwam het gezin Jurjus in Loenen terecht. "Wij zijn toen bij een weduwvrouw met zeven kinderen terechtgekomen. Zij had nog wel een kamer over." De bevrijding maakte het gezin mee in Wijnbergen. "Een heel klein dorpje. We zaten in een bouwval dicht langs de weg van Doetinchem naar 's-Heerenberg. Kwamen Engelsen op motoren vertellen dat de bevrijding eraan zat te komen. Op een geven moment was het heel raar. Was de ene kant van de weg bevrijd en de andere kant niet."

Lien Venderbosch-Könning
Lien was ten tijde van de bevrijding ziek en beleefde de bevrijding met difteritis, in algehele afzondering, vanwege besmettingsgevaar, ergens op een bovenverdieping in een vreemd huis in Didam. "Zes weken voor de bevrijding zijn we vanuit Babberich naar Didam geëvacueerd. Door een bombardement is het huis van mijn oom toen nog helemaal plat gebombardeerd, ons huis half tegen de grond. In de nacht van de bevrijding hebben ze mij in de varkensgang neergelegd, tussen twee rijen varkens. 's Nachts tegen 4.00 uur ging de achterdeur bij de varkens los en werd er geroepen; 'Lien, Lien, we zijn bevrijd!" Ze herinnert het zich als een moment van groot geluk. "Door de ziekte kreeg ik toen niet alles van de bevrijding mee. De oorlog ging deels lang haar heen. "Ik denk dat onze ouders ontzettend hun best deden om het zo min mogelijk te laten merken. Mijn vader moest altijd van huis om beesten te melken. Wat zal mijn moeder altijd angst gehad hebben of hij wel weer thuis zou komen."

Over het onderwerp NSB'ers heeft ze gemengde gevoelens. "Met sommige dingen heb ik toch wel moeite gehad. Hun kinderen waren allemaal heel onschuldig, maar wel werd hun allemaal het hoofd kaal geschoren. Heel veel NSB'ers zijn NSB'er geworden om dit" wrijft ze met haar wijsvinger over haar duim, om geld dus. "Dat deden ze niet uit hart en ziel, maar uit armoede, voor een beter leven voor hun gezin. Tuurlijk waren er ook echte NSB'ers." Veel last heeft Lien er niet van ondervonden. "Op zaterdagmorgen had je er last van", weet Jurjus nog goed. "Dan hielden ze hun marsen. Zongen ze hun eigen strijdliederen. Een zo'n lied weet ik de laatste regel nog van. Die heb ik altijd onthouden. 'En reik elkaar de hand'. Wij liepen er met een stel jongens achteraan en zongen altijd 'En zeik elkaar in de hand.'"

Geen rancune jegens Duitsers
Over het algemeen is er geen rancune richting Duistland. Jurjus bekent het af en toe nog wel een beetje te hebben. "Vanaf 1948 ben ik begonnen met het lezen van verhalen over de oorlog. Mijn grote vraag in het begin was vooral: hoe is het toch in hemelsnaam mogelijk dat één man het zover kan krijgen? Daar heb ik veel over gelezen, maar over het algemeen werd gezegd 'de Duitser is iemand die volgt'. Vaak denk ik nog 'hoe hebben ze dat toch in hemelsnaam kunnen doen?' Het ergste vond ik nog een paar jaar later toen wij al lang weer in Arnhem woonden de voordeurbel een keer ging. Stond daar een meneer met zijn vrouw en twee kinderen. Hij stelde zich voor als Heinrich. Hij kwam zijn vrouw en kinderen dit huis laten zien omdat het twee jaar in bezit was geweest van de Duitsers en hij erin geleefd had. Ik heb gezegd 'dan bent u bedankt' en heb de deur weer dicht gedaan."

Onschuldig vechten
Lien en Bennie kijken er iets anders tegenaan. "Veel Duitsers waren echt onschuldig. Ik heb in Zieuwent nog een keer een uit elkaar geschoten pantserwagen gezien", weet Bennie nog. Zat daar nog een halfverbrande dode Duitse soldaat in. In zijn linkerbovenzak zaten zijn persoonspapieren. Bleek een 44-jarige vader van vijf kinderen. Die moest ook maar onschuldig vechten. Is daar ter plekke begraven maar na twee dagen weer opgegraven en op het kerkhof in Zieuwent herbegraven. Dat vind ik toch ook wel wat. Hij was ook maar gestuurd. Op het laatst moesten jongens van 16 jaar nog schieten." Ook Lien haalt een herinnering op die haar nu nog emotioneert. "Ik zag tijdens de Slag om Arnhem Duitse soldaten van een jaar of 17, 18 die bij ons in de buurt ingekwartierd waren. Zaten helemaal onder de luizen. Stonden daar te huilen 'We willen naar mama, we willen naar huis.' Die beelden word ik nooit meer kwijt. Ik zie ze nog zo staan."

4 en 5 mei
Over 4 en 5 mei hebben ze zo ieder hun idee. Lien: "Ik hoop dat onze kinderen de angst die wij gehad hebben nooit mee hoeven maken. Het herdenken en vieren moet blijven. Het is jammer dat je ziet dat het bij jongeren toch minder wordt. Mensen moeten waker geschud blijven."

Jurjus zou graag zien dat de dodenherdenking en bevrijding iets verder uit elkaar komen te liggen, en niet zo dicht op elkaar als nu. "Al die gesneuvelden en die 6.000.000 joden die stierven, dat is wat! Om 20.00 uur twee minuten stilte, de vlaggen halfstok en een paar uur later breekt de hel los met al dat lawaai. Ik vind dat niet zo goed bij elkaar passen, maar ik vier allebei de dagen wel. Wel zou ik graag willen dat de Eerste Wereldoorlog er ook meer bij betrokken wordt."

Wat Bennie betreft wordt 5 mei weer opgeschaald tot een jaarlijkse Nationale Feestdag. "De oorlog is heel belangrijk geweest. We moeten de soldaten die ons bevrijd hebben en hier gesneuveld zijn blijven herdenken. Kijk nu verder naar wat er allemaal in het oosten aan de gang is. Ik denk nog wel eens terug aan de woorden die mijn oom na de bevrijding zei. 'Nu zal de oorlog straks in het oosten verder gaan', hiermee doelend op onder meer de situatie in Israël en de joden. Hij kreeg gelijk."

Tiny Doppen-Leisink herbeleeft bevrijding dankzij dagboek

GROENLO - De 87-jarige Tiny Doppen-Leisink maakte als 14-jarig meisje de bevrijding mee in Groenlo. Alles wat er gebeurde, noteerde ze nauwkeurig in een schriftje. Dat schriftje is er nog steeds en zoon Jan heeft zijn moeder op het hart gedrukt het nooit weg te doen. "Ik kijk er nooit in maar nu ik het weer lees, komt alles weer terug", vertelt mevrouw Doppen.

Door Kyra Broshuis

Instelling en school gaan dicht
De familie Leisink woont tijdens de oorlog aan de Lichtenvoordseweg in Groenlo en het gezin bestaat uit vader, moeder, drie dochters en één zoon. Eén van de dochters is verstandelijk zwaar gehandicapt. "De inrichting waar ze verbleef moest sluiten in de oorlog en dus kwam ons zusje thuis wonen. Dat was erg moeilijk, vooral voor moeder. Mijn zusje was onhandelbaar en dat gaf grote problemen. Zelf ging ik naar de Mulo in Groenlo, maar ook de school ging sluiten; er werd een lazaret ingericht (een veldhospitaal of lazaret is een grote mobiele medische militaire installatie die tijdelijk de taken van een ziekenhuis kan overnemen, red.). Ik herinner me nog dat we les kregen in cafés en zalen, onder andere bij Kras."

Duitse officiers in huis
Het huis van de familie Leisink werd een onderkomen voor Duitse officiers. "Dat had dan wel als voordeel dat we weer gas en elektriciteit kregen. Ik moet zeggen dat de Duitsers zich bij ons thuis altijd keurig hebben gedragen, ze waren erg beleefd. Op een dag kwam er een nieuwe officier binnen die zich meldde met 'Heil Hitler'. Hij kreeg géén koffie aangeboden van mijn ouders. Mijn moeder had vaak medelijden met de jonge Duitsers bij ons in huis. Ze zag in dat ook deze jongens gedwongen werden en al jong hun thuis moesten verlaten." Vader Leisink is tot drie keer toe ontsnapt aan de Duitsers, zo leest Doppen voor uit haar dagboek. "Ze wilden hem als gijzelaar, maar door zijn connecties met de ondergrondse kon hij telkens op tijd wegkomen."

Surrogaatthee en oude truien
Het dagelijks leven in Groenlo was anders, zeker dat laatste jaar. "Het was geen normaal leven meer en die winter was verschrikkelijk koud. Maar dit schrijf ik een paar dagen voor de bevrijding: 'Wat hadden we het goed vergeleken bij de mensen in de grote steden'. We moesten alles delen, spullen waren moeilijk verkrijgbaar, maar er waren ook gezellige momenten. Dan zaten we met een kopje surrogaatthee oude truien uit te halen om met de wol weer iets nieuws te kunnen maken. En het geloof speelde een hele grote rol in die tijd. We gingen veel naar de kerk, die was altijd vol. In februari 1945 werd Groenlo getroffen door een bombardement. Er zaten drie grote gaten in de Oude Calixtuskerk, ik zie het nog zo voor me. Tijdens de laatste maanden van de oorlog zat Doppen veel bij de buren in de schuilkelder. In de nacht moesten we vaak het bed uit en naar de buren toe, de familie Stokvis. In de tuin hadden ze een schuilkelder. Ik kan me nog goed de angst herinneren, zeker de angst dat vader opgepakt zou worden."

De bevrijding
De dag van de bevrijding was de wereld op zijn kop, zegt Doppen. "Mijn vader en zus zaten in de kerk toen de pastoor vanaf de kansel zei: 'Ga naar huis, de Engelsen en Amerikanen zijn in aantocht!' We gingen snel bij Stokvis de kelder in waar het al enorm druk was. We hebben er nog gebeden samen. Opeens hoorden we een ratelend geluid, het geluid van de tanks. Als gekken renden we naar buiten. Daar, over de brug bij de Lievelderstraat, kwamen de tanks. We kregen koekjes en chocola. Suiker smaakte nooit zo goed…"

It's a long way
Die avond was het feest in de stad. "Het was zo'n bijzondere en magische avond. Mijn zus en ik zijn met onze accordeons naar buiten gegaan en we speelden het Wilhelmus en It's a long way to Tipperary. Ik kwam een Tommy tegen waar ik nog een sigaretje mee heb gerookt. Niemand dacht aan naar huis gaan. 's Avonds thuis zat de kamer vol Tommy's en hebben we weer muziek gemaakt met de accordeon en de piano. Mijn vader schonk zijn allerlaatste wijn in." Jaren na de oorlog trouwde Tiny Leisink met Hemmie Doppen uit Lichtenvoorde en samen kregen ze vijf kinderen. Muziek is altijd heel belangrijk gebleven in het leven van mevrouw Doppen en haar gezin, tot 2017 gaf ze pianolessen. Vorig jaar verhuisde mevrouw Doppen van Lichtenvoorde terug naar Groenlo en nu woont ze in de Molenberg. De piano ging mee: "Ik speel er nog elke dag op".

Hemmie Jurjus.
Lien, Hemmie en Bennie gezamenlijk aan tafel en op de praatstoel.
Lien Venderbosch - Köpping.
Tiny Doppen-Leisink en haar dagboek. Op de achtergrond is haar geliefde piano zichtbaar. Foto: Kyra Broshuis