Wepsen

De zomer is nog maar net begonnen, maar ik heb ze al gezien. De eerste wepsen, bedoel ik. Oef, een spelfout, zult u wellicht denken. Maar nee hoor, ik schrijf bewust ps en niet sp. Die soms zo irritante steekbeestjes heten in het Achterhoeks namelijk gewoon wepsen. Net zoals in andere varianten van het Nedersaksisch, die grote familie van streektalen waartoe bijvoorbeeld ook het Twents en het Drents horen. Wepsen zegt trouwens niet iedereen. In de oostelijke Achterhoek hebben ze het over wöpsen, in de streek tussen Winterswijk en Doetinchem over wupsen en in de Liemers kennen ze die lastige brommers als wipsen. Bij de meeste mensen zijn wespen niet echt populair. Ze zijn er vaak zelfs bang voor. Wespen kunnen immers venijnig steken en van zo'n steek kun je behoorlijk last hebben. Maar we moeten het effect van een wespensteek nou ook weer niet overdrijven. Niet voor niets luidt het gezegde: Zeuven wepsestaeke en één greppestaek, en i'j bunt-er 'ewes. Waarmee blijkbaar gezegd wil worden dat je van zeven wespensteken nog niet dood gaat. Maar één rake steek met de greppe (de greep) kan dat effect wel bereiken.

Dat ligt natuurlijk anders met die superwespen, de hoornaars. Als die je steken kunnen de gevolgen ernstiger zijn. In de Achterhoek wordt een hoornaar vrij algemeen heurntje genoemd. Maar in bijvoorbeeld Lochem, Borculo en Vorden heeft men het ook wel over een hornte. Of zelfs honte. In Beltrum heet een hoornaar een zeuvenangel en in de Liemers spreekt men over een peerdedaan.