De Torenwachter: wordt Groenlo het nieuwe Manhattan?

Het bericht dat de mensen uit het westen in de toekomst hier in de Achterhoek gaan wonen omdat het water ze daar in het westen tot aan de lippen of zelfs ver daarboven komt te staan, heeft me behoorlijk aangegrepen, beste Grollenaren. Zo erg dat ik ervan droomde. Opeens was mijn statige stadstoren omringd door wolkenkrabbers die kilometers ver de hoogte in staken; reusachtige futuristische gebouwen waardoor het leek alsof mijn woning in de stadstoren, waar ik mijn dagen doorbreng, als het ware in de grond leek weggezakt.

Ik had in de loop der jaren een soort helikopterview ontwikkeld, ik keek vanaf 'grote' hoogte neer op dit prachtige stadje. Maar nu was ik erg 'onderdanig' geworden. De kolossen rechts en links van mij stegen op richting hemelpoort. Maar dat was niet het enige. Het was 2120, dat begreep ik heel goed; de honderd jaar geleden gedane voorspelling dat het westen zou oprukken naar het oosten leek waarheid te zijn geworden. Ik herinnerde me van 100 jaar geleden dat Doetinchem de toestroom vanuit het westen juichend zou ontvangen, want zij zouden verdorie weleens even uitgroeien tot een Achterhoekse metropool, een dominante stad in het toen nog zo kneuterige Achterhoekje. Zij nodigden toen al op opdringerige wijze de toekomstige gasten uit en ze deden dat met veel bravoure, durf, brutaliteit en met nergens op gestoelde overmoed. Maar hoogmoed komt ten val, precies.
De actie was uiteindelijk compleet mislukt, dat begreep ik 100 jaar later. Alles was naar Groenlo gegaan en het stadje werd inmiddels aangeduid als het Manhattan van het oosten. De aantrekkingskracht van het stadje bleek ook in de 22ste eeuw nog steeds enorm. De hele financiƫle wereld was hier intussen gepositioneerd en ook de juridische grootmachten hadden hun intrek genomen in de torenflats. Van onze prachtige gracht was helemaal niks meer te zien; de 'waterpartij', zoals het formeel in vaktermen werd uitgedrukt, was overkluist, zoals dat heet. Gewoon weggemoffeld dus en deed nu dienst als een soort rondweg, een highway waar de electrokarren zich verdrongen. Nog steeds hadden ze - honderd jaar later - het probleem van vervoer zonder auto niet onder de knie. En de eens zo mooie Markt leek nu een soort steegje, de grote hoogte van de wolkenkrabbers perste de Markt tot een smal steegje samen waar de managers of industry en de juridische bonzen met elkaar wedijverden over de gehaalde targets en andere onbegrijpelijke zaken.
Het wonen in de binnenstad zoals we dat kenden in de 20ste eeuw was een totaal verlaten pad. Er waren een paar woongebieden ver buiten de stad aangelegd. Het stadje zelf was het knooppunt van bedrijvigheid en daar horen natuurlijk geen kleinzielige (huur)woningen bij en fantasieloos aangeharkte tuintjes.
Toen ik zo naar beneden keek was ik een beetje radeloos; wat was er toch terechtgekomen van mijn mooie oude stadje, daar waar we nog konden fantaseren dat we alles buiten de poorten konden houden?
Ik schrok ineens wakker. Zat ik nu in 2020 of in 2120? Het bleek dat ik gedroomd had, een nachtmerrie was het geweest. Ik keek naar buiten en zag daar onze gracht in alle bekoorlijkheid fonkelen in het morgenlicht. Ik zag een man met een hond die zijn rondje maakte met de houding van 'mien maakt ze neet gek'. Ik zag het Noorderbastion en dat deed me goed. En ik moest denken aan de legendarische Gait van Grolle die in ons mooie dialect als geen ander dit verdedigingswerk zo gloedvol heeft beschreven. Ik ging op de Markt zitten.
Voorlopig zitten we nog goed.


Torenwachter