Afbeelding

Oom Julius

Algemeen

Oom Julius

Zodra ik de winkel binnenloop van mijn buurman de boekhandelaar zie ik dat oom Julius in het koffiehoekje zit. Zijn rollator heeft hij naast de toonbank geparkeerd en op het zittinkje ervan staat een fles oude klare.

“Ik heb ‘ja’ gezegd,” hoor ik hem zeggen tegen C. die naast hem zit.

“HALLO, IK BEN HET, MIRJAM,” roep ik in zijn goede oor. “GA JE TROUWEN, OOM JULIUS?”

“Mens!” blaast hij terug. “Schreeuw niet zo. Ik ben geen seniele ouwe vent!`

Ik ga aan de andere kant naast hem zitten. “Moet je koffie, oom Julius?” vraag ik.

“Nee dat heb ik net op. In dat achterlijke gebouw naast de kerk. Tjeezes wat een oud volk loopt er daar rond zeg. En allemaal even doof en slecht ter been.” “Was u pas niet jarig geweest?” roep ik iets minder hard. “Negentig!” glimt hij. “En het belangrijkste doet het nog.” “Nou, daar lust ik best een ouwe klare op,” antwoord ik. “Geef je een rondje?” “Jullie mogen de fles hebben. Ik mag niet meer drinken van die knaap met die witte jas die daar ook rondloopt. Is niet goed voor mijn lever zegtie.”

“Jouw lever?” zegt C. “Die gaat al negentig jaar mee!”

“Maar waar heb je nou ‘ja’ op gezegd?” vraag ik. “Ga je trouwen?”

Oom Julius kijkt naar buiten. Zijn wenkbrauwen kleuren een beetje rood en in zijn ogen verschijnt een lichte glans.

“Nee, meidje, sinds mijn Marie er dertig jaar geleden tussenuit piepte tijdens het aardappels schillen... “ Zijn hand gaat naar de zak van zijn colbert. Een keurig gestreken spierwitte zakdoek komt tevoorschijn. Hij klopt hem open en brengt hem naar zijn neus. Wij wachten.

“Nee... Ik heb ‘ja’ gezegd tegen de kinderen. Ik ga er wonen, in dat belachelijke oord naast de kerk. Het wordt tijd dat die mannen daar fatsoenlijk leren klaverjassen. De stoelen zitten voor geen meter, de muziek is ouderwets. Maar de verpleegsters die er rondlopen zien er nog wel appetijtelijk uit, en het is hard nodig dat er eens een knaap wat leven in de brouwerij komt brengen. Dus ik heb maar ja gezegd. En nu wil ik toch wel een borrel.”

C. staat op en schenkt de oude klare in drie koffiekopjes.

“Wil je nog een paar Donald Ducks mee?” vraag ik aan oom Julius. “Hier, deze is wel leuk. Er staan twee lesbische dames in.”

“Zonder kleren?” vraagt hij.

“Dat denk ik niet,” antwoord ik. “Het zijn eenden, hè...”

“Oja,” zegt hij. “Nou, proost.”

“Proost ouwe,” zegt C. “Op je nieuwe leven.”

“Ja,” zegt hij. “Op de toekomst.”