Afbeelding

(Streek)Taal

Opinie Groenlo

Al jaren zijn diverse groepen en instellingen bezig om onze streektaal in ere te houden en te voorkomen dat die goeddeels verdwijnt, beste Grollenaren. Afgelopen week in onze Groenlose Gids een verhaal over een onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen naar de veranderingen van de streektaal in het noorden en oosten van ons land, als onderdeel van het grote Nedersaksische taalgebied. Hoewel het Achterhoeks het als spreektaal volgens onderzoek nog relatief goed doet, is er toch alom de vrees dat de streektaal zelf zal verdwijnen; ook de deskundige uit Groningen is daar niet gerust op, zo lees ik. We zijn al heel lang op allerlei fronten bezig om de moodersproake in ere te houden, maar doorslaggevende successen zijn daarbij toch zeldzaam.

We moeten natuurlijk ook oppassen dat het dialect niet alleen het domein en onderwerp wordt van deskundigen die om open haarden gezeten het belang daarvan propageren, maar waar de gewone man die streektaal inmiddels heeft ingeleverd voor modern Nederlands. Ik meen me te herinneren dat er alweer een hele tijd geleden een streven was om de streektaal ook qua grammatica in duidelijke regels vast te leggen. Dat is uiteindelijk meen ik niet gelukt en dat heeft als nadeel dat je het nu in streektaalgeschriften moet doen met allerlei eigen interpretaties en dat maakt het geheel er nou niet echt duidelijker op. Daar komt nog een belangrijk facet bij, namelijk het gegeven dat het dialect eigenlijk meer een spreektaal is dan een schrijftaal. En die spreektaal is per plaats eigenlijk verschillend. Zo durf ik de bewering aan dat ze in mijn zo dierbare Eefsele toch net een ander dialect spreken dan in het stadse Grol.

Wie houdt het dialect nog in ere is een vraag die steeds dominanter wordt. Je moet natuurlijk ook constateren dat er in de loop der jaren wel diverse formaties en personen zijn opgestaan die met zichtbare overtuiging het dialect als cultuurgoed hebben neergezet. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de oerband Normaal, Boh Foi Toch en Herman Finkers. Toch bepaald niet de minsten.

En als ik aan Groenlo denk (dat doe ik vaak) dan kom ik onmiddellijk bij de Knunnekes uit. Deze club heeft vanaf het begin van haar bestaan het dialect op ruimhartige wijze en met overtuiging gepromoot en is daarmee op natuurlijke wijze verweven. Dat geldt overigens ook voor de andere carnavalsverenigingen hier in de Achterhoek. Daar zou best wat meer waardering voor mogen zijn, want het is het instandhouden van een cultuurgoed. Het viel me het afgelopen seizoen bijvoorbeeld op dat ook de jeugdprinsen en adjudanten het dialect gebruiken.

Maar ik kom dan op een voor mij opvallend gegeven. Het dialect wordt wel gebruikt, maar niet of in veel mindere mate in het dagelijkse leven. Het is een soort verheven dialect dat bij bijzondere gebeurtenissen van stal wordt gehaald, als iets aparts terwijl het toch ‘normaal’ zou moeten zijn. Een zondagse taal eigenlijk. Ga maar eens na of in jullie familie of vriendenclub het dialect nog wordt gebruikt. Het valt me in mijn familie op dat lang niet altijd het dialect wordt gebruikt, maar is er een festijn en moeten er vrolijke en humoristische dingen worden gezegd, dan is ineens het dialect torenhoog favoriet. Dan wordt er ogenschijnlijk teruggegrepen op een ideaal hulpmiddel.

Dat maakt van het dialect wel iets bijzonders, maar het mooie zou zijn als die taal ook voor ‘alledaags gebruik’ zou worden ingezet.

Wat alleen met ‘op zondag’ komen we er niet. De taal moet gebruikt worden want dan komen er ook nieuwe woorden bij. Anders wordt het een soort tweedehands Latijn.


Torenwachter